Tagarchief: secundaire victimisatie

secundaire victimisatie


Kun je als hulpverlener dader zijn? Ja dat kan. Je kunt zo’n onnoemelijk stomme fout maken dat de gevolgen je aangerekend kunnen worden. Dat is goed. Dat houdt je scherp. Maar –zoals altijd- is daar ook een andere kant. Want als hulpverlener zoek je risicosituaties op. Momenten waarop snel beslist moet worden op iets wat grote gevolgen gaat hebben. Een fout is snel gemaakt.

Nog ingewikkelder is het als er ogenschijnlijk tegenstrijdige belangen gelden: de brandweerman die eraan gehouden is om bij het aanrijden naar de kazerne (tijdens een prio 1 melding) zich ‘gewoon’ aan de wegenverkeerswet dient te houden…versus een korps wat beoordeeld wordt op zijn opkomsttijden en de daarin opgenomen normstelling. Soms lijken dingen simpelweg niet verenigbaar. En dat is een verantwoordelijkheid die zwaar op een hulpverlener kan drukken.

In de opleiding voor collegiale opvang wordt de term ‘secundaire victimisatie’ gebruikt. In goed Nederlands: ‘achteraf’ iemand tot dader verklaren. Een eigenaardig fenomeen. Want wat gebleken is, is dat het er niet zo heel erg toe doet of je wérkelijk fouten hebt gemaakt (al dan niet met negatieve gevolgen) of dat dit slechts in de ogen van sommigen zo is.

Wat bedoeld wordt is dit: het DOET WAT MET JE als de publieke opinie je veroordeelt. Heb je nóg zo je best gedaan…krijg je in de krant of op facebook alsnog van alles naar je hoofd geslingerd over wat je ‘niet goed’ hebt gedaan. Dat kan heel krenkend worden ervaren, zélfs als het volledig onterecht is.

Een veel voorkomend voorbeeld is dat het publieke oordeel over de opkomsttijd bij een ernstig incident vaak negatief is. Gebaseerd op een puur subjectieve beleving van tijd. (“Het duurde wel een half uur voordat de ambulance kwam”) En ondanks dat objectief aan te wijzen is dat de opkomsttijd ‘binnen de norm’ was, kan het negatieve oordeel toch een vervelend gevoel geven. Het RATIONELE besef (‘ik had gelijk, ik deed het goed’), kan de EMOTIONELE GEWAARWORDING (‘ze vinden dat ik het niet goed deed en dat krenkt mij’) niet altijd compenseren. Het IS ook niet leuk om publiekelijk aan de schandpaal genageld te worden. Hoe onterecht ook!

Ik sprak eens een acteur die meegespeeld had in een Nederlandse politieserie (Unit 13) Daarin was een vechtscène opgenomen waarin hij iemand moest overmeesteren. Een pittige scene, en zoals altijd bij TV-opnames moest de scene vijf/zes keer overgespeeld worden voordat hij er goed op stond. Toen het klaar was zei de regisseuse: “Zo, en nu moeten jullie samen even gaan wandelen en praten om weer vrienden te worden”. Een prachtige ingeving! Want zij ging er vanuit dat óók al weet je rationeel dat het ‘maar’ een toneelspel was; er waren toch gevoelens van agressie en boosheid opgeroepen. En zij vond dat dit uit de wereld geholpen moest worden.

Soms moet ik daar aan denken als ik het heb over secundaire victimisatie. Je hebt je best gedaan. Je hebt het goed gedaan. En toch gebeurt het: je wordt achteraf als dader aangewezen van ál wat er is mis gegaan. Onterecht maar pijnlijk.

Wat kun je hiermee? Helaas niet veel… omdat het in de tegenwoordige tijd onvermijdelijk is: jouw actie mét het oordeel van anderen staat al op de social media vermeld, inclusief filmpjes, nog voordat jij terug bent in de kazerne. Helaas werkt het voeren van een ‘digitale discussie’ als olie op het vuur: hoe harder je je gelijk (rationeel) probeert te bewijzen, hoe stelliger het (negatieve) oordeel van de ander en hoe dieper de emotionele lading.

Eigenlijk zitten er maar twee dingen op: het ‘fenomeen’ tot op zekere hoogte accepteren (laat ze maar oordelen….) en vooral: het kénnen van dit verschijnsel. Kennen en weten betekent dat je er intrinsiek voor gewapend bent. Het hoort er –blijkbaar- bij. En let op elkaar. Let op die collega die er moeite mee heeft. Help hem/haar. Niets is erger dan je zelfvertrouwen verliezen bij een zware taak waarbij je juist je zelfvertrouwen zo hard nodig hebt. Want je neemt beslissingen. Veel. Snel. En van levensbelang.