Lopen op een flinterdun koordje

Wel vaker heb ik gezegd ‘wij zijn ons eigen instrument’. Je hebt in de zorg geen ander ‘gereedschap’ dan wie je bent. Met je kennis (of niet), je invoelend vermogen (of niet) en je incasseringsvermogen (of niet) Daarmee moet je het doen.

Dat maakt het soms ingewikkeld. Zoals bekend besteed ik veel aandacht aan ‘opvang en nazorg bij hulpverleners’ vanuit de overtuiging dat hulpverleners (brandweer, politie, ambulance) maar ook ‘zorgwerkers’ dezelfde risico’s lopen: je kunt iets traumatisch beleven in je vak waar je ‘last’ van krijgt. De gangbare theorie is dat PTSS een gevolg is van een ernstig onverwerkt trauma; en een trauma is dan iets wat je beleeft, overkomt, ziet. Iets naars. Een agressie-incident. Iets met dood en bloed en zo…

De verschijnselen van burnout lijken verdraaid veel op die van PTSS en steeds sterker wordt de opvatting dat hier hetzelfde fenomeen aan ten grondslag ligt: een reeks van ‘kleinere’ kwetsingen geeft hetzelfde gevolg. Je geliefde bewoner overlijdt, je schiet tekort bij een hulpvraag, je draagt nét ff te vaak de somberheid van je depressieve klant in je… allemaal verschijnselen die ‘vreten’ en die je emotionele weerbaarheid aantasten.

Daar tegenover staat het begrip veerkracht. Dat is niet slechts het vermogen weer ‘op te veren’ na een kwetsing. Nee veerkracht is het geheel aan ‘menselijke mogelijkheden’ om zichzelf weer weerbaar te maken. Opvang hoort daarbij, maar ook ontspanning, sport, voeding, levensstijl etc. Met andere woorden: in veerkracht kun je investeren en dit maakt je weerbaarder bij krenkingen.

Belangrijk voor de menselijke weerbaarheid in hulpverleningssituaties is dat je ook vanuit een stevige beroepsidentiteit werkt. Of ik het goed uitleg weet ik niet, maar met beroepsidentiteit bedoel ik dat je wéét wat je doet, dat je weet waaróm je het doet; dat je de juiste reacties en waardering ervoor krijgt, dat je gesteund wordt, dat je enige bestaanszekerheid in je werk hebt en dat je enigszins voor (onterechte) kritiek wordt beschermd.

In eerdere columns schreef ik al dat mijn grootste zorg om de zorg op dit moment de ‘aantasting van de moraal’ is. Men weet het niet meer, en ambitie en motivatie gaan verloren.
Het is NIET goed voortdurend te werken in een sector die negatief in het nieuws is, die ‘bedreigd’ wordt met bezuinigingen, die last heeft van onduidelijkheden en die inzet is van een schimmig politiek spel in de overtuiging dat er uiteindelijk toch niets zal veranderen.
We hekelen de administratieve lastendruk maar als we het niet doen hebben we een problem.
We hekelen de onduidelijke opsplitsing in ZVW en WMO maar als we er niet naar handelen gaat onze baas failliet.

We lopen in zorg en welzijn op een flinterdun koordje waar creatief, autonoom, holistisch en enthousiast werken door EXTERNE factoren genadeloos wordt ontmoedigd.
DAAR gaat de (politieke) discussie over, meneer Roemer, Wilders, Asher en de rest. Geld? Graag. Duidelijkheid en ongecompliceerd vertrouwen in zij die gemotiveerd dit werk willen doen: ja 100 x graag!