Decubitus

In 1990 kwam mijn eerste boek uit bij Uitgeverij De Toorts. Het heette ‘Zorgen in de verpleging‘ en was een kritische beschouwing op de gezondheidszorg. Met mijn kennis (en verstand) van tóen meende ik ‘klare taal’ te moeten spreken en ik schreef zelfs in mijn inleiding “ik wens u verontwaardiging. Pas dan weet ik dat mijn boek gelezen is”. En zo sprak ik in één van de eerste hoofdstukken over decubitus (doorliggen) als een gruwelijke complicatie van het bed-liggen waarbij (citaat) ‘er een gat ontstond zo groot dat er een paard uit kon zuipen’. Om maar even wat beeldspraak te gebruiken. Het pijnlijke was…dat het wáár was!

In 1977 vertrok ik uit het verpleeghuis waar ik over verhaalde (en ging de psychiatrie in) maar hield mezelf goed op de hoogte via mijn vriend Willem. En hij overtuigde mij ervan dat met het verbeteren van de technische mogelijkheden én met het verbeteren van de (geduldige-) inzet van personeel decubitus DEFINITIEF tot het verleden behoorde. Je mocht dan -weliswaar- dement worden en in je eindsprintje bedpatiënt worden, maar nee… wonden op heupen, stuit en schouders zoals wij tóen beleefden bestonden niet meer…

Vorige week sprak ik iemand. Zij solliciteerde bij een thuiszorginstelling maar ik kende haar nog van mijn werk (2012/2014) als ‘avond-weekend-nachthoofd’ in een instelling voor ouderen hier in de buurt. Er ontstond een hele discussie naar aanleiding van het ‘uurtjes-geneuzel’ over wát er nou precies mag volgens de indicatie, en volgens de ‘wetten’ van de zorgverzekeraar versus de normen en richtlijnen binnen de WLZ. En van haar antwoord schrok ik. Daar waar de thuiszorginstelling zich ruim een uur toekent voor goede zorg van een thuiswonende demente bejaarde (voor zolang dit nog kan, want de materiële controle uit mijn vorige blogs ligt op de loer!!) was er ‘per patiënt’, ‘per uur’ in het (intensieve-) verzorgingshuis ten hoogste een kwartiertje beschikbaar. Van de één naar de ander rennen. Doen wat nodig is. ‘Potten’ (het on-elegante woord van ‘mensen naar het toilet brengen’) en een praatje of een stukje aandacht.. ho maar. Zie je wel dat Hugo Borst gelijk heeft!

En ineens was daar die flash-back. Nare decubituswonden met necrotisch weefsel ‘uitbruisen’ in 1974 (ik schreef in mijn boek ‘Alsof de dood alvast een voorschotje heeft genomen’) naar het verzorgings/verpleeghuis van NU. 2017. “Is er…..?” De tranen sprongen in haar ogen. “Het is verschrikkelijk”, zei ze. “De één na de ander”.

Ja… ze had het over decubitus. Niet een ‘ziekte’, maar een ‘complicatie’ als gevolg van niet-tijdig activeren, niet-mobiliseren, niet-tijdig ‘wentelen en keren’, niet-voldoende tijd voor huidbehandeling. Het is weer terug! Oude tijden herleven!