Auteursarchief: Hans van Klink

Adviseren

De ‘voors’ en ‘tegens’ van ADVISEREN. In mijn persoonlijke praktijk én in de lessen collegiale opvang benadruk ik: Geef géén advies. Waarom? De hedendaagse ‘mens en maatschappij-lectuur’ staat boordevol ‘psychologische tips’ die ik wel eens gekscherend ‘De lach of ik schiet-therapie’ noem. Reden: het is veelal in ‘gebiedende wijs’ beschreven; en bestaat uit ‘doe dit/doe dat’ tips. Als je het opvolgt komt het goed. Doe je het niet dan zul je niet beter worden. “Voelt u zich somber? Lach wat vaker!” “Bent u lusteloos? Ga erop uit!”. Ik geloof daar niet in. Om verschillende redenen. De eerste reden is wel: Vraag aan twintig mensen advies en je zult twintig verschillende adviezen krijgen. Schiet je lekker mee op… De tweede reden is: UItgaande van het idee dat je met iemand te maken heeft met normale intelligentie: iemand kan best wel BEDENKEN wat voor hem/haar heilzaam is. Interessanter is samen te ontdekken waarom iets wel, of juist níet, gebeurt. Iemand verkeert in een proces waarbinnen het niet lukt de goede keuzes te maken of zijn/haar weg te vinden. Door te spiegelen en vragen te stellen ontdek je zowel de belemmeringen als nieuwe wegen. Die er uiteindelijk toe zullen leiden dat iemand weer dát kan doen wat goed voor hem/haar is. Natuurlijk zijn tips niet verboden. Met name rondom ‘copinggedrag’ (hoe ging je ermee om; wat is goed voor je; wat is helpend; waarom lukt het dan niet om …..) is een richtinggevende tip niet ‘verboden’. Maar éérst maar eens ontdekken wat de gevoels- en denkrichting van de cliënt zélf is en welke belemmeringen opgeruimd moeten worden zodat die weg ingeslagen kan worden. Dit is een veel ‘duurzamere’ weg dan alleen maar te roepen wat goed voor iemand is, om je vervolgens te verbazen over het feit dat het nóg niet lukt….

concretisering van de zorgvraag

Voor psychosociale hulp bij iemand aankloppen is niet altijd makkelijk. Om verschillende redenen. Een drempel. Schaamte soms. Het enge idee ook dat áls je hulp vraagt je voor jezelf erkent dat er wel écht wat aan de hand is. Maar ook: wat komt er nog meer tevoorschijn? En over dat laatste gaat dit artikeltje.

Een intake is van groot belang. Een ZORGVULDIGE intake. Er is ‘iets’ wat maakt dat iemand om hulp vraagt. Een klacht. Er is iets aan de hand wat het levensgeluk van de cliënt negatief beïnvloedt en waar hij/zij van af wil.

Het is zaak deze klacht goed in beeld te brengen. Het is ook van belang om de primaire klacht te beoordelen in de CONTEXT van alle levensgebieden van de cliënt. Maar primair is het van belang om naar aanleiding van de klacht een DOELSTELLING te formuleren (in volledige afstemming met de cliënt) en vervolgens een OVEREENKOMST af te sluiten om vanuit de klacht toe te werken naar de doelstelling. Niet minder, maar ook niet méér.

Een voorbeeld: als iemand angsten heeft ontwikkeld naar aanleiding van een traumatische gebeurtenis en als deze angsten er -mede- toe leiden dat zijn zelfvertrouwen is aangetast, dan is het zaak interventie te plegen op drie dingen: verwerking van het trauma, vermindering van de angst en versterking van het zelfvertrouwen. Het KAN daarbij aan de orde komen dat gekeken wordt naar de sociale context (welke ondersteuning krijg je in het dagelijks leven; hoe sta je in je werk; zijn er beperkende maatschappelijke factoren, etc.) of naar somatische thema’s (doe je aan compenserende sport; is er belemmerende ziekte etc.)

Maar dat is wat anders, dan wanneer je vanuit de brede holistische visie de zorgvraag GROTER gaat maken dan deze oorspronkelijk was. Ik ben daar per definitie terughoudend in. Als iemand bij mij komt voor angst na trauma (wederom als voorbeeld) dan duik ik NIET in zijn relatie, zijn werkomstandigheden, zijn algehele fysieke gezondheid. Als een oud omaatje wat naar de overkant van de straat geleid wordt zonder éérst te vragen of ze wel aan de overkant wil zijn! Ofwel: de socio-somatische context MEEWEGEN is belangrijk. Maar tegelijk: de PRIMAIRE ZORGVRAAG nooit uit het oog verliezen. Als ik voor nieuwe ruitenwissers met mijn auto naar de garage ga wil ik ook niet dat ik met nieuwe ruitenwissers én vier nieuwe banden de deur uit ga! En daar wil ik ook niet voor betalen…

rouw na ontslag

De laatste tijd ben ik betrokken geweest bij een groep mensen die in een werkloosheidssituatie verkeren. Opvallend daarbij is dat er -met name bij oudere mensen die hun baan kwijt raken- er sprake is van ROUW na het ontslag. Ik noem dat niet voor niets zo. Ik ben er van overtuigd dat het werkelijk zo is: rouw met al zijn (bekende-) fases. En bij het niet goed doorleven van die fases kunnen deze een belemmering vormen in de noodzakelijke ontwikkelingen om weer tot het ‘arbeidzame leven’ toe te treden.

Overigens zal het voor ‘iedereen’ kunnen gelden, maar de ouderen onder ons (vijftig-plussers) hebben veelal een wat klassiekere arbeidsmoraal en ontlenen veel zelfwaardering aan het hebben van werk. De schok, het trauma van het baanverlies, kan pittig doorwerken.

Ik heb dan ook een klein programma ontwikkeld wat er op gericht is om door middel van een korte interventie aandacht te besteden aan ‘rouw na ontslag’. Met een korte interventie bedoel ik: één of ten hoogste twee sessies om stil te staan bij wat baanverlies voor je betekent, om inzicht te krijgen in wat, tot op zekere hoogte, een normaal verwerkingsproces of rouwproces is, én hoe je met dit inzicht weer verder kunt.

secundaire victimisatie


Kun je als hulpverlener dader zijn? Ja dat kan. Je kunt zo’n onnoemelijk stomme fout maken dat de gevolgen je aangerekend kunnen worden. Dat is goed. Dat houdt je scherp. Maar –zoals altijd- is daar ook een andere kant. Want als hulpverlener zoek je risicosituaties op. Momenten waarop snel beslist moet worden op iets wat grote gevolgen gaat hebben. Een fout is snel gemaakt.

Nog ingewikkelder is het als er ogenschijnlijk tegenstrijdige belangen gelden: de brandweerman die eraan gehouden is om bij het aanrijden naar de kazerne (tijdens een prio 1 melding) zich ‘gewoon’ aan de wegenverkeerswet dient te houden…versus een korps wat beoordeeld wordt op zijn opkomsttijden en de daarin opgenomen normstelling. Soms lijken dingen simpelweg niet verenigbaar. En dat is een verantwoordelijkheid die zwaar op een hulpverlener kan drukken.

In de opleiding voor collegiale opvang wordt de term ‘secundaire victimisatie’ gebruikt. In goed Nederlands: ‘achteraf’ iemand tot dader verklaren. Een eigenaardig fenomeen. Want wat gebleken is, is dat het er niet zo heel erg toe doet of je wérkelijk fouten hebt gemaakt (al dan niet met negatieve gevolgen) of dat dit slechts in de ogen van sommigen zo is.

Wat bedoeld wordt is dit: het DOET WAT MET JE als de publieke opinie je veroordeelt. Heb je nóg zo je best gedaan…krijg je in de krant of op facebook alsnog van alles naar je hoofd geslingerd over wat je ‘niet goed’ hebt gedaan. Dat kan heel krenkend worden ervaren, zélfs als het volledig onterecht is.

Een veel voorkomend voorbeeld is dat het publieke oordeel over de opkomsttijd bij een ernstig incident vaak negatief is. Gebaseerd op een puur subjectieve beleving van tijd. (“Het duurde wel een half uur voordat de ambulance kwam”) En ondanks dat objectief aan te wijzen is dat de opkomsttijd ‘binnen de norm’ was, kan het negatieve oordeel toch een vervelend gevoel geven. Het RATIONELE besef (‘ik had gelijk, ik deed het goed’), kan de EMOTIONELE GEWAARWORDING (‘ze vinden dat ik het niet goed deed en dat krenkt mij’) niet altijd compenseren. Het IS ook niet leuk om publiekelijk aan de schandpaal genageld te worden. Hoe onterecht ook!

Ik sprak eens een acteur die meegespeeld had in een Nederlandse politieserie (Unit 13) Daarin was een vechtscène opgenomen waarin hij iemand moest overmeesteren. Een pittige scene, en zoals altijd bij TV-opnames moest de scene vijf/zes keer overgespeeld worden voordat hij er goed op stond. Toen het klaar was zei de regisseuse: “Zo, en nu moeten jullie samen even gaan wandelen en praten om weer vrienden te worden”. Een prachtige ingeving! Want zij ging er vanuit dat óók al weet je rationeel dat het ‘maar’ een toneelspel was; er waren toch gevoelens van agressie en boosheid opgeroepen. En zij vond dat dit uit de wereld geholpen moest worden.

Soms moet ik daar aan denken als ik het heb over secundaire victimisatie. Je hebt je best gedaan. Je hebt het goed gedaan. En toch gebeurt het: je wordt achteraf als dader aangewezen van ál wat er is mis gegaan. Onterecht maar pijnlijk.

Wat kun je hiermee? Helaas niet veel… omdat het in de tegenwoordige tijd onvermijdelijk is: jouw actie mét het oordeel van anderen staat al op de social media vermeld, inclusief filmpjes, nog voordat jij terug bent in de kazerne. Helaas werkt het voeren van een ‘digitale discussie’ als olie op het vuur: hoe harder je je gelijk (rationeel) probeert te bewijzen, hoe stelliger het (negatieve) oordeel van de ander en hoe dieper de emotionele lading.

Eigenlijk zitten er maar twee dingen op: het ‘fenomeen’ tot op zekere hoogte accepteren (laat ze maar oordelen….) en vooral: het kénnen van dit verschijnsel. Kennen en weten betekent dat je er intrinsiek voor gewapend bent. Het hoort er –blijkbaar- bij. En let op elkaar. Let op die collega die er moeite mee heeft. Help hem/haar. Niets is erger dan je zelfvertrouwen verliezen bij een zware taak waarbij je juist je zelfvertrouwen zo hard nodig hebt. Want je neemt beslissingen. Veel. Snel. En van levensbelang.

 

In plaats van kaarten….

Mijn website www.traumapoli.com is online! Een voor mij historisch moment en een moment om trots op te zijn. 

Ik timmer al jaren aan de weg om het thema ‘opvang en nazorg’ bij hulpverleningsinstanties en individuele cliënten op de kaart te krijgen; en in die zin is deze website daarin een belangrijke nieuwe stap. 

Het vervult mij dan ook met trots. Deze website zal nog worden ‘bijgeschaafd’ en zal voortdurend worden geactualiseerd. Maar vooral: deze website zal u, lezer/bezoeker, van de benodigde informatie voorzien om hén die in psychische of psychosociale nood verkeren, een stukje verder te helpen. 

Dank aan allen die hebben meegewerkt aan de totstandkoming van deze website en aan degenen die mij daartoe geïnspireerd hebben. Ik sta open voor uw constructieve commentaar. Hans van Klink.

Veerkracht

Een betrekkelijk nieuw begrip in de wereld van trauma-opvang en -nazorg is veerkracht. Hiermee wordt gedoeld op het natuurlijke vermogen van de mens zich tegen stress en ellende teweer te stellen. Wel te ‘buigen’ bij ernstig trauma maar het vermogen om ‘terug te veren’ naar de oorspronkelijke staat van zijn. Het risico bestaat echter dat het begrip veerkracht versluierend werkt: alsof het een ‘automatisch vertrouwen’ geeft in natuurlijk herstel. 

Veerkracht echter is het ‘totaal’ van aspecten in de mens die maken dat iemand meer of minder bestand is tegen druk, stress en ellende. En in die aspecten kan geïnvesteerd worden. Daar kan op gecoacht worden. Dat kan geleerd worden. Het versterken van veerkracht is een onlosmakelijk onderdeel van opvang, nazorg en behandeling. 

Denk bij veerkracht aan onder andere:

  • Het vermogen met moeilijke situaties om te gaan. (‘coping’)
  • De algehele psychische conditie. 
  • Lichamelijke aspecten waaronder lichamelijke gezondheid, fysieke kracht, weerbaarheid.
  • Kennis van omstandigheden en van natuurlijke menselijke reacties op moeilijke situaties (inclusief het vermogen tot herstel) 
  • De sociale omgeving. (steunend, veilig etc.) 

Ofwel: veerkracht is al wat een mens in zich heeft aan psychische, lichamelijke en sociale vermogens om gezond en herstellend op stress te reageren. 

EMDR

De afkorting duidt op ‘eye movement desensitisation and reprosessing’ ofwel, in simpel Nederlands: door oogbewegingen ongevoelig maken en er anders naar leren kijken. De oogbewegingen (bilaterale stimulatie) zijn in de ontwikkeling van de EMDR aangevuld met akoestische signalen en/of tikken op ledematen. Bij EMDR wordt volgens een vastgesteld protocol en met een zekere gesprekstechniek verstoorde verwerking van een incident hersteld.

De gesprekken voeren naar ‘het hart van het incident’ en tijdens de gespreksvoering wordt de bilaterale stimulatie aangewend. EMDR staat bekend als een snelle interventiemethode na een schokkende gebeurtenis en bij (dreigende-) PTSS. EMDR kan worden aangewend bij ‘multitrauma’ (meerdere gebeurtenissen in het verleden) of bij een ‘enkelvoudig trauma’ (één ernstige schokkende gebeurtenis).

Nazorg

Nazorg is, meer dan de eerste opvang, bedoeld om de gevolgen van een traumatische gebeurtenis zo klein mogelijk te laten zijn en het (normale-) patroon van verwerken zo spoedig mogelijk in gang te zetten. Hierbij kunnen gesprekken (geprotocolleerd) over het doorstane incident behulpzaam zijn. Onder nazorg wordt óók verstaan het tijdig opschalen / doorverwijzen naar de externe professional indien nodig. Goede ‘bewaking’ (monitoring) van de betrokkenen bij het incident maakt dan ook deel uit van vakbekwame nazorg.

Opvang

Na een schokkende gebeurtenis is het een positieve en algemeen menselijke neiging weer ‘grip’ te krijgen op het leven en de situatie weer te normaliseren. Hierbij geldt overigens dat de eerste behoeften veelal gelegen zijn in rust, voeding, verschoning. Daarna op ‘begrip’ krijgen van de doorstane situatie en het compleet maken van de puzzel. Ofwel: begrijpen wat gepasseerd is. Mensen zijn hiertoe veelal prima in staat. Georganiseerde opvang kan dit proces verbeteren en bespoedigen.

PTSS

Dit is de afkorting van ‘post traumatische stress stoornis’, hetgeen – letterlijk – aangeeft: een stoornis in de weerbaarheid en gemoedstoestand ná  een trauma. PTSS wordt gediagnostiseerd als wordt voldaan aan een aantal criteria, waaronder:

  • Zich opdringende herbelevingsgedachten en dromen.
  • Of juist vermijding van het gebeurde.
  • Angst
  • Opwinding
  • Negatieve dromen
  • Schuldgevoel
  • Bovenmatige waakzaamheid
  • Verdriet

Bij PTSS is er altijd sprake van een ‘langerdurende kwaal’ (enkele maanden en langer) en forse lijdensdruk.